Honderd jaar heldenhulde

Een eeuw geleden verschenen aan het front de eerste heldenhuldezerkjes. Een sociale en culturele actie van Vlaamsgezinden, die algauw uitgroeide tot een symbool van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.

Een artikel van Frederik Pas in Vlaams Belang, ledenblad van de Vlaams-Nationale partij, juli-augustus 2016 

heldenhuldezerk

Heden ten dage wordt bij allerhande plechtigheden teruggedacht aan ‘de Groote Oorlog’ met al haar zinloze verschrikkingen. En het is, zeker met een zogenaamde Vlaams-nationalistische partij in de regering, opvallend hoe daarbij volledig voorbijgegaan wordt aan alles wat met Vlaamse strijd te maken heeft. Nochtans is het een belangwekkende periode geweest, met gebeurtenissen die de Vlaamse Beweging deed transformeren van een cultureel naar een politiek gegeven.

Zo’n gebeurtenis deed zich bijvoorbeeld voor op 15 augustus 1916. Die dag richtte de soldaat-arts Jef Verduyn een comité op voor de heldenhulde van “Studenten, Oud-studenten, Hoogstudenten en Oud-Hoogstudenten”. Medestichters waren onder meer schrijver Filip De Pillecyn, medicus Frans Daels en priester-dichter Cyriel Verschaeve, die er voorzitter van werd. Allen waren lid van de Frontbeweging, die zich om het weinig benijdenswaardige lot van de Vlaamse soldaten in de loopgraven bekommerde.

Het verhaal van deze soldaten is genoegzaam bekend… Hoe het aandeel van de Franstalige soldaten in het Belgisch leger nog geen 20% bedroeg, terwijl het officierenkader voor 65% uit Nederlandsonkundigen bestond. Hoe Vlaamse piotten steevast de gevaarlijkste opdrachten kregen, zonder enige kans op promotie. Hoe door de gebrekkige communicatie tussen officieren en soldaten onnodig veel van deze laatsten in de vuurlinie het leven lieten. En hoe koning Albert I uitgesproken vijandig stond tegenover elke Vlaamse verzuchting…

Joe English

Al van in het begin wou het Heldenhuldecomité een opvallende discriminatie vanwege de Belgische legerleiding wegwerken. Sinds 1915 dienden de Belgische gesneuvelden een graf te krijgen met witte letters… uitsluitend in het Frans!

De Vlaamse gesneuvelden moesten een passende grafsteen krijgen, en daarom werd de frontsoldaat Joe English aangesproken. English, een illustrator met Brugse en Ierse roots, maakte een eenvoudig maar subliem ontwerp: een zerkje, in de vorm van een Keltisch kruis, voorzien van het kruisvormig letterwoord AVV-VVK en een Blauwvoet. Eenmaal daarna onder de soldaten voldoende geld ingezameld was, werden door een firma uit Veurne honderden betonnen zerkjes gegoten.

De veel te vroeg overleden English – hij stierf nog voor het einde van de oorlog aan een onverzorgde blindedarmontsteking – had veel oog voor symboliek. De Blauwvoet was sinds de studentenbeweging van Albrecht Rodenbach hét beeld voor de Vlaamse strijd. En het ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’ was in de Vlaamse Beweging een bekende leuze sinds de seminarist Frans Drijvers er reeds in 1881 artikelen mee ondertekende in het tijdschrift De Student, dat ijverde voor de vervlaamsing van het katholieke onderwijs. Het AVV had eerder een politiek karakter, het VVK was daarentegen een zedelijk streven. En dat laatste was voor het Comité ook niet onbelangrijk. Op die manier kon men zich immers afzetten tegen het zedelijk verval bij vele Vlaamse soldaten. Vooral het ruwe taalgebruik en het ‘zondige’ seksuele gedrag waren een doorn in het oog…

Grafschenners

Voor anderen was het gebruik van de moedertaal op een grafzerk echter een serieuze doorn in het oog. Nog tijdens de oorlog, in de nacht van 9 op 10 februari 1918, werden op het kerkhof van het bij Alveringem gelegen plaatsje Oeren 36 heldenhuldezerkjes geschonden. Op iedere grafsteen was het letterteken AVV-VVK met cement dichtgesmeerd. De dag erna reeds overschilderden Vlaamse frontsoldaten de gedichte letters met zwarte verf: het AVV-VVK was nu dubbel zo groot en nog leesbaarder dan voorheen.

Hoe laf ook, het vandalisme vanwege vaderlandslievende Belgen vormde niet de grootste bedreiging voor de zerkjes… In 1923 besliste de Belgische regering namelijk dat de graven voor elke Belgische gesneuvelde identiek moesten zijn. Er werd onteigend om Belgische begraafplaatsen te creëren. En de officiële Belgische grafzerken, ontworpen door de Brusselse architect Fernand Symons, werden al in grote getalen aangemaakt en opgeslagen nabij de kerkhoven…

Dat er aldus een vernietiging van de heldenhuldezerkjes op til stond, was meer dan duidelijk. Ze moesten van de ondergang gered worden. Het Heldenhuldecomité was sinds het einde van de oorlog niet meer actief, maar nu werd het initiatief hiertoe genomen door het Comité voor de Bedevaart naar de graven van de IJzer, dat sinds 1920 jaarlijks een herdenkingsplechtigheid organiseerde. Het Comité, waarvan onder meer Cyriel Verschaeve en Frans Daels deel uitmaakten, kocht in Kaaskerke bij Diksmuide een stuk grond, waar een “zinnebeeldig Vlaams kerkhof” met de heldenhuldezerkjes zou worden bijeengebracht. Voortaan zou Kaaskerke het decor van de jaarlijkse bedevaarten vormen.

Een weg in Adinkerke

De reddingspoging van de heldenhuldezerkjes verliep echter moeizaam: vanaf 1925 werden de oude zerkjes vervangen door de officiële, en bracht men de Vlaamse heldenhuldezerkjes samen in Steenkerke. Op 26 mei 1925 werden ze overgebracht naar De Panne, waar ze op bevel van de ‘Dienst der Militaire Grafsteden’ werden stukgeslagen. Het was namelijk de bedoeling ermee een weg naar de militaire begraafplaats van Adinkerke aan te leggen. Juridische bezwaren tegen deze vernielingen werden weggewuifd met het argument dat de families van de gestorvenen de zerkjes maar hadden moeten opeisen…

Vanzelfsprekend was de verontwaardiging enorm. Het IJzerbedevaartcomité eiste de zerkjes op bij de Minister van Landsverdediging, en pas in augustus 1926 mocht het 226 overgebleven zerkjes ophalen. Op dat ogenblik waren er naar alle waarschijnlijkheid al 600  vernield. Het geplande “zinnebeeldig kerkhof” kon er op die manier niet meer komen, en daarom werd in de plaats daarvan geopteerd voor een monument op de grond in Kaaskerke. Het vernielen van de huldezerkjes vormde aldus de aanleiding voor de bouw van de IJzertoren. In deze toren, ingehuldigd op 24 augustus 1930 en als het ware een 52 meter hoog exemplaar van English’ zerkje, werden 120 van de overgebleven grafstenen ingemetseld.

Helaas was ook dit vredesmonument een doorn in het Belgische oog. Na een mislukte aanslag op 16 juni 1945 werd de toren in de nacht van 15 op 16 maart 1946 door een dynamitering volledig vernield.

Naar goede Belgische traditie heeft men de daders nooit willen vinden.