Tachtig jaar geleden trok Flor Grammens met ladder, verfpot en kwast naar Edingen in Henegouwen, om er de toepassing van de taalwet af te dwingen.
Een artikel van Luk Van Nieuwenhuysen in Vlaams Belang Magazine, maandblad van de Vlaams-nationalistische partij, januari 2017
Grondwettelijk gold er van bij de onafhankelijkheid taalvrijheid in België, maar de officiële taal was wel het Frans. Ambtenaren, rechters en politici hadden de vrijheid om geen Nederlands te verstaan, laat staan het te spreken. Het duurde tot 1873 vooraleer de eerste schuchtere taalwet tot stand kwam. Met mondjesmaat volgden er nieuwe wetten met betrekking tot het gebruik van het Nederlands in bestuurszaken, gerecht, onderwijs en leger. In 1932 werd naast de wet op het taalregime in het lager en middelbaar onderwijs ook de wet op het taalgebruik in de administratie goedgekeurd, maar de naleving ervan liet veel te wensen over, onder andere in de zogenaamde ‘verdwaalde’ gemeenten (waar de meerderheid of een belangrijke minderheid van de bevolking Nederlands sprak) die zich in een Franstalige provincie bevonden. Dat was het geval in Landen en omstreken, in de Voerstreek en in de Platdietse streek, die allen in de provincie Luik lagen. In Henegouwen was dat vooral in Edingen en omgeving. Die provinciegrenzen waren nog een erfenis uit de Franse tijd.
De Franstalige minderheid in gemeenten in Vlaamse provincies kon daarentegen wel rekenen op de medewerking van de plaatselijke overheid en notabelen, die de verfransing zelfs in de hand probeerden te werken. Ronse in Oost-Vlaanderen was zo’n typisch stadje.
Manipulatie en bedrog
Die verfransingspolitiek werd in de hand gewerkt door het feit dat de taalgrens officieel niet vastlag. Het taalregime van de taalgrensgemeenten werd bepaald op basis van de resultaten van tienjaarlijkse talentellingen en kon dus wijzigen. Als bleek dat meer dan 30% van de bevolking zijn voorkeur uitsprak voor het Frans, dan werden ze feitelijk tweetalig. Steeg dat percentage tot boven de helft uit, dan veranderde de gemeente gewoon van taalregime, ongeacht de provincie waarin ze zich bevond. Die politieke consequenties van de talentelling zorgden in talrijke gemeenten voor heel wat Franstalige manipulaties, gaande van het onder druk zetten van de ondervraagden door de tellingsagenten tot het aanpassen van de tellingformulieren. En hoe dan ook legden talrijke franskiljonse gemeentebesturen de taalwetten naast zich neer, ook na het verscherpen in 1932 van de taalwetten in bestuurszaken en onderwijs.
Weerwerk
Onderwijzer Flor Grammens was voordien al actief geweest in heel wat taalgrensgemeenten. Zo verzamelde hij in 1930 met zijn ‘Kristen-Vlaamsche Taalgrensaktie’ in 25 dorpen in de provincies Luik en Henegouwen voldoende handtekeningen van kiezers om de betrokken overheden te verplichten in hun communicatie naar de bevolking toe tweetalig te worden, zoals de taalwetgeving van 1921 het voorzag. In 1932 resulteerde dat andermaal in een aanpassing van de taalwetgeving. Die bepaalde onder meer dat de interne diensttaal in die gemeenten – bij de gemeentelijke administratie en het gemeentebestuur dus – in de taal van de meerderheid moest gebeuren. Maar ook nu bleef dat op talrijke plaatsen dode letter. In september 1936 stuurde Grammens een open brief aan de ministers De Schrijver van Binnenlandse Zaken en diens collega Hoste van Onderwijs, met een opsomming van wetsovertredingen die hij had vastgesteld en een waarschuwing dat hij tot de actie zou overgaan. Het bleef zonder gevolg.
Edingen
Grammens trok dan op 9 januari 1937 dan maar zelf naar Edingen, een Henegouws stadje op de grens met de provincie Brabant. Ondanks de verfransingsdruk die er heerste, werden daar toch nog voldoende Nederlandstaligen gevonden – de ‘Titjes van Enghe’ werden ze genoemd – om tweetaligheid af te dwingen. De taalwet was in 1932 in het parlement weliswaar mee goedgekeurd door volksvertegenwoordiger-burgemeester Pierre Delannoy, maar die vertikte het om de wet in zijn eigen gemeente toe te passen. Gekleed in een witte kiel, met een pet op het hoofd en een ladder op de schouders begon Grammens – alias ‘het gramme schilderke’ – de eentalige en dus onwettelijke straatnaamborden en wegwijzers te overschilderen. De eentalig Franse aankondigingen aan het stadhuis kregen eveneens een beurt en toen hij werd opgepakt slaagde hij er nog in om op het commissariaat onwettelijke aankondigingen af te scheuren. De actie werd herhaald en later kwamen ook buurgemeenten Mark en Lettelingen aan de beurt. Met een deel van het onwettelijke materiaal dat hij had verzameld, trok Grammens naar het kabinet van Binnenlandse Zaken. De actie had intussen veel media- aandacht gekregen en werd door de Vlaamse pers en door tientallen Vlaamse socio-culturele verenigingen toegejuicht.
Eindpunt taalgrens
Grammens zette zijn campagne voort. In Walshoutem bij Landen slaagde hij er in onwettelijke gemeenteregisters en het Franstalig verslagboek van de gemeenteraad mee te nemen. Hij bezorgde de stukken aan de minister die had beweerd niet op de hoogte te zijn van taalwetovertredingen. Daarna kwam de Voerstreek aan de beurt. In heel Vlaanderen gingen honderden studenten de straat op om Grammens na te bootsen en overal in Vlaanderen onwettelijke Franstalige opschriften te verwijderen. In 1938 mondde dat uit in de officiële erkenning van de eentaligheid in Vlaanderen, met uitzondering evenwel van de taalgrensgemeenten.
Die strijd bleef nog lang voortduren: in 1947 was er in volle repressieperiode een totaal ongeloofwaardige talentelling met erg nefaste gevolgen, onder andere in Brussel. Dat bracht in Vlaanderen zo’n commotie teweeg dat de talentellingen werden afgeschaft. In 1962 werd de taalgrens vastgelegd, weliswaar met nog een bijzondere regeling (taalfaciliteiten) in een aantal taalgrensgemeenten en in de Vlaamse rand rond Brussel. Ondanks de oorspronkelijke bedoeling om het stadje over te hevelen naar Vlaanderen, bleef Edingen in Henegouwen. De Vlamingen kunnen er een beroep doen op taalfaciliteiten. In principe althans.