Kamerlid Barbara Pas ondervroeg gisteren minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon over de blijvende taalwetsovertredingen door het gemeentebestuur van Sint-Lambrechts-Woluwe, dat geleid wordt door Olivier Maingain, voorzitter van DéFi (het vroegere FDF). Hoewel de toestand al lang bekend is, blijft het een over-en-weer-getrek als het over de bevoegdheid gaat om op te treden. Uit het antwoord van de minister bleek dat die zou liggen bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Die is echter al lang op de hoogte, maar doet niets. Integendeel.
Maar… als een bevoegde overheid dat nalaat, dan kan de minister alsnog tussenkomen door minstens de zaak te agenderen op het Overlegcomité. En daaraan herinnerde Barbara pas de minister aan. Meer nog: ze diende een motie van aanbeveling in, precies om de minister aan te sporen er werk van te maken.
Prima, zouden we zeggen. Maar… Toen kwam Johan Klaps van N-VA zijn eigen minister ter hulp met een eenvoudige motie om ‘over te gaan tot de orde van de dag’. Of met andere woorden: de ene N-VA-er houdt de andere tegen om taalwetsovertredingen aan te pakken… Dit is toch wel de wereld op zijn kop?!
Druk op de knop ‘lees meer’ om de interpellatie en de motie van aanbeveling te lezen.
Interpellatie van mevrouw Barbara Pas tot de vice-eerste minister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen over “het nemen van tuchtmaatregelen tegen de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe wegens herhaalde overtredingen van de taalwetgeving” (nr. 190)
Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, het probleem dat ik nu aankaart, is niet nieuw, maar bestaat al twee jaar. Sinds januari 2015 wordt in Sint-Lambrechts-Woluwe systematisch de taalwetgeving overtreden door de publicatie van twee eentalige gemeentebladen, een in het Frans en een in het Nederlands, elk met een compleet verschillende inhoud. Dat dat een overtreding is van de taalwetgeving, werd ondertussen al bevestigd door een advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.
De discussie daarover werd al herhaaldelijk gevoerd in het Brussels Parlement, waar zowat alle Vlaamse Brusselse partijen daarover vragen hebben gesteld en ook erop aangedrongen hebben om maatregelen te nemen. Tot nu toe is dat nog altijd geweigerd. Men komt niet verder dan het schrijven van een briefje, zonder enig resultaat. Een concrete sanctionering werd, ondanks de concrete vragen van de Vlaamse partijen in het Brussels Parlement, niet gegeven en het is ook duidelijk dat er niet meteen een sanctie aankomt. Brussels minister-president Vervoort liet in de discussie in het Brussels Parlement al verstaan dat hij een tuchtprocedure ronduit belachelijk vindt.
Het gaat duidelijk om onwil van de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe. Hij gaat er zelfs prat op dat hij de gelden die hij van de federale overheid krijgt om een Nederlandstalige schepen aan te stellen, gebruikt voor de verdere verfransing van de rand. Hij gebruikt het geld ook voor ophitsende Franstalige propaganda in Zaventem.
De roep om tuchtmaatregelen tegen die burgemeester, wordt alsmaar sterker. Ik lees in de verslagen van de discussies in Brussel dat ook de N-VA-parlementsleden, met Liesbet Dhaene in het bijzonder, drie maanden schorsing van de betrokken burgemeester vragen.
Nu rijst natuurlijk de vraag, als de Brusselse regering weigert om daar iets aan te doen, wat u vanuit uw bevoegdheden kunt doen. Mijns inziens zijn er twee pistes.
Ten eerste, de taalwetgeving stelt in dat verband: “De gezagsdragers en ambtenaren die door bevelen of handelingen de bepalingen van gecoördineerde wetten omzeilen of pogen ongedaan te maken, worden disciplinair gestraft. Wanneer de overtreder behoort tot het personeel van een provincie, een gemeente of een andere gedecentraliseerde of zelfstandige openbare dienst en de overheid aan wie de disciplinaire macht is opgedragen geen sanctie toepast die in verhouding is tot de ernst van het vergrijp, kan de Koning in plaats van die overheid zelf de afzetting, de schorsing of de tuchtstraf uitspreken”. Ik denk dat ik het juist interpreteer wanneer ik zeg dat de Koning in dat kader van de taalwet in bestuurszaken vertegenwoordigd wordt door u als federale minister van Binnenlandse Zaken. Ook al heeft de Brusselse regering de tuchtbevoegdheid over de Brusselse burgemeesters, dan nog komt het volgens dat artikel u toe om, als de overheid aan wie de disciplinaire macht is opgedragen, niet optreedt, de afzetting, de schorsing of een tuchtstraf uit te spreken.
Een ander denkspoor bestaat uit de oplossing die u zelf aanreikt in uw antwoord op een schriftelijke vraag van senator Anciaux over uw optreden tegen de Brusselse burgemeester.
Daarin zegt u het volgende: “Sinds 1 januari 2002 is de tuchtbevoegdheid inzake burgemeesters overgeheveld naar de Gewesten op grond van artikel 6, § 1, Boek VIII van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals vervangen door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de Gewesten en de Gemeenschappen.
Het tuchtstelsel voorziet in de mogelijkheid om een burgemeester te schorsen of af te zetten wegens kennelijk wangedrag of grove nalatigheid. De betrokken burgemeester moet wel voorafgaandelijk worden gehoord en de eventuele sanctie vereist een motivatie.
In Vlaanderen, gemeentedecreet artikel 78, en Wallonië, code de la démocratie locale et de la décentralisation, ligt de rechtsmacht om het tuchtstelsel toe te passen, bij de regering. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, nieuwe gemeentewet artikel 82, betreft het echter een uitzondering en blijft de verantwoordelijkheid in handen van de Koning. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering is hier enkel bevoegd om zich over de schepenen uit te spreken.
Het beginsel van de politieke verantwoordelijkheid, waardoor alle daden van de Koning moeten gedekt worden door een federaal minister en de aard van de gebeurtenissen in de marge van de nationale betoging van 6 november 2014, maakten het dan ook noodzakelijk dat ik mij als minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken boog over het optreden van de Brusselse burgemeester, in relatie tot de richtlijnen die hij al dan niet verstrekte aan de politiediensten.
In dit verband verzocht ik aan de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie om een onderzoek te voeren teneinde volledige klaarheid te brengen”.
Als ik dat antwoord juist interpreteer, los van artikel 57 van de taalwetgeving, acht u zich dus zelf bevoegd om tuchtmaatregelen te nemen tegen Brusselse burgemeesters.
Met die twee pistes in mijn achterhoofd heb ik de volgende vragen voor u, mijnheer de minister. Ten eerste, bent u ervan overtuigd, zoals velen, dat de systematische en herhaaldelijke overtredingen van de taalwetgeving, tenslotte nog altijd een wet van openbare orde, door de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe niet langer meer door de beugel kunnen?
Ten tweede, sluit u zich aan bij de oproep van de Nederlandstalige parlementsleden van de meeste Vlaamse partijen in het Brussels Parlement dat er effectief tuchtmaatregelen moeten worden genomen tegen de betreffende burgemeester?
Ten derde, neemt u dergelijke maatregelen tegen de burgemeester, zij het op grond van artikel 57 van de taalwetgeving, omdat de disciplinaire overheid niet optreedt, zij het op grond van de analyse die u zelf maakte in uw antwoord aan senator Anciaux? Welke tuchtmaatregel zult u nemen en wanneer?
Kunt u als minister bevoegd voor de taalwetgeving, ten slotte in Brussel bijkomende maatregelen nemen, zodat er eindelijk een einde kan gemaakt worden aan de systematische overtreding van de taalwet?
Minister Jan Jambon: Ik ben een legalist en vind dus dat elke overtreding van elke wet met de gepaste en in de wet aangegeven sancties moet worden behandeld. Daarover is er geen discussie in een rechtstaat.
Ik wil u in alle ootmoed toch melden dat er een fout geslopen is in het antwoord dat mijn diensten gegeven hebben aan de heer Anciaux. Na grondig onderzoek van het antwoord blijkt dat er een vergissing gemaakt werd. De hele materie rond staatsrecht is ook niet zo eenvoudig.
De verwarring bij mijn diensten is ontstaan, omdat de nieuwe gemeentewet, die u terecht geciteerd heeft, nog steeds zegt dat de Koning, bij monde van de minister van Binnenlandse Zaken, een federale minister dus, bevoegd is. In casu, mezelf. Dat werd veranderd bij de 5de staatshervorming. Sindsdien is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd. Men laat echter al veertien jaar na om het betreffende artikel om te zetten naar de nieuwe realiteit. Ik kan dus geen tuchtmaatregelen uitschrijven, in tegenstelling met wat ik aan de heer Anciaux geantwoord heb. Ik ben niet bevoegd voor die materie. De Brusselse regering is verantwoordelijk om maatregelen te nemen. Als zij dat nalaat, moet het Brusselse Parlement hierop zijn controlerecht uitoefenen en erop toezien dat de Brusselse regering ook dat artikel omzet naar de nieuwe realiteit.
Barbara Pas (VB): Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Eerlijk gezegd vermoedde ik al dat u daarvoor niet bevoegd was. Ik kon er nergens iets over terugvinden. Het leek mij wel logisch om u met uw eigen woorden te confronteren en, het belangrijkste natuurlijk, een oplossing te vinden voor het probleem.
Ik heb een motie van aanbeveling. Ik had er zelfs twee klaar, voor het geval u toch bevoegd zou zijn.
Hoe dan ook, u hebt natuurlijk wel de bevoegdheid om het punt te agenderen op het Overlegcomité. Er is nog altijd artikel 57 van de Taalwetgeving dat stelt dat u kunt optreden, als de bevoegde overheid dat nalaat. Vandaar dat ik mijn motie van aanbeveling wil indienen om u te steunen daar toch iets aan te doen.
De voorzitter: Tot besluit van deze bespreking werden volgende moties ingediend:
Een motie van aanbeveling werd ingediend door mevrouw Barbara Pas en luidt als volgt:
“De Kamer,
gehoord de interpellatie van mevrouw Barbara Pas
en het antwoord van de vice-eerste minister en minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met Grote Steden en de Regie der Gebouwen,
– gelet op de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken;
– overwegende dat de bevoegdheid voor deze gecoördineerde wetten, wat de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, nog steeds tot het bevoegdheidspakket van de federale regering behoort, inzonderheid tot die van de minister van Binnenlandse Zaken;
– gelet op de herhaalde overtredingen van de taalwet in bestuurszaken door de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe voor wat de uitgave van het gemeentelijke informatieblad betreft;
– gelet op onder meer het advies nr. 47.031 van 27 maart 2015 van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht waarin deze overtredingen worden bevestigd;
– gelet op de talrijke interpellaties in het Brussels Hoofdstedelijke parlement tot de Brusselse minister-president aangaande de taalwetsovertredingen in verband met de uitgave van het gemeentelijk informatieblad van Sint-Lambrechts-Woluwe;
– overwegende dat de taalwet in bestuurszaken een wet van openbare orde is en de Brusselse minister bevoegd voor het toezicht op de plaatselijke besturen bijgevolg sanctionerend moet optreden tegen overtredingen van de taalwet in de Brusselse gemeenten;
– overwegende dat de Brusselse minister-president weigert op te treden tegen de verantwoordelijke voor deze herhaalde overtredingen van de taalwet, met name tegen de burgemeester van deze gemeente,
vraagt de regering dit dossier op het Overlegcomité te agenderen met het oog op:
– het ter verantwoording roepen van de Brusselse Regering voor het niet doen naleven van een federale wet, waarvan de toepassing van een aantal bepalingen aan haar werd toevertrouwd;
– het nemen van tuchtmaatregelen tegen de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe als verantwoordelijke voor de gewraakte overtredingen van de taalwet in bestuurszaken inzake de uitgave van het gemeentelijke informatieblad.”
Een eenvoudige motie werd ingediend door de heer Johan Klaps.