Niet alleen VLD-er Guy Vanhengel wil in Brussel de taalwetgeving afzwakken, ook de universiteiten van Leuven en Gent vinden de taalwetten te streng.
Een artikel van Luk Van Nieuwenhuysen in Vlaams Belang Magazine, het maandblad van de Vlaams-nationalistische partij, januari 2017
Buitenlandse professoren die hier les geven moeten om vast benoemd te kunnen worden binnen de drie jaar een Nederlandse taaltest afleggen op B2-niveau (= gevorderd). Vicerector Didier Pollefeyt van de KUL vindt dat schadelijk voor de internationalisering van de universiteit, die hij wenselijk acht, want “het is paradoxaal om expertise uit het buitenland te verlangen als je de Nederlandse taaleisen onrealistisch organiseert”. Weliswaar wordt erkend dat de kennis van het Nederlands op termijn noodzakelijk is om de sociale integratie van de betrokken professoren te bevorderden en omdat het Nederlands de bestuurstaal van de universiteit is, maar de pedagogische meerwaarde voor de studenten doet er blijkbaar niet toe.
Volkstaal en emancipatie
Honderd jaar geleden kon je in Vlaanderen geen academische studies in het Nederlands aanvatten, een korte periode onder Duits bewind niet te na gesproken. Vlamingen waren tweederangsburgers die zich onderaan de maatschappelijke ladder bevonden. Wie hogerop wilde moest Frans leren. De Vlaamsgezinden stonden echter de volkstaal als onderwijstaal voor. Uiteindelijk werd het pleit in het voordeel van die laatste groep beslecht. De totstandkoming van taalwetten inzake onderwijs – met de vernederlandsing van de universiteiten als sluitstuk – en de financiële haalbaarheid van academische studies werkten de democratisering van het onderwijs in de hand. De emancipatie van de Vlamingen en de economische ontwikkeling van Vlaanderen waren daar het logische gevolg van.
Klok terugdraaien
Sommigen willen de klok terugdraaien. Mogelijk zijn er inderdaad studenten die probleemloos les kunnen volgen in een vreemde taal, maar dat is zeker geen algemene regel. Het begrip van teksten of uiteenzettingen zal nooit zo vlot en grondig verlopen als wanneer dat in onze moedertaal gebeurt. Dat bleek onlangs nog uit de resultaten van de Pisa-onderzoeken van de OESO. Met hun obsessie om hun instellingen omwille van de uitstraling zoveel mogelijk te internationaliseren draaien de academische overheden de klok terug. Publicist Marc Grammens herinnerde er onlangs aan dat nog in de jaren zestig zelfs sommige Vlaamsgezinden vreesden dat de splitsing van de universiteit van Leuven schadelijk zou zijn voor de ‘internationale reputatie’ ervan. Maar is het niet veel belangrijker om zoveel mogelijk jonge Vlamingen hun hogere opleiding met succes te laten afronden? Kennis nemen van ideeën en opvattingen die hier niet aanwezig zijn, kan nooit kwaad. Maar misschien verdient het de voorkeur om die studenten die een andere taal dan hun moedertaal vlot beheersen, de mogelijkheid te geven naar het buitenland te gaan en daar les te volgen. Dat gebeurt trouwens nu al. Tornen aan de taalwetgeving inzake onderwijs is een uiting van nostalgie naar de elitaire universiteit van de 19e en begin 20e eeuw. In feite is het ronduit reactionair.