Column door Luk Van Nieuwenhuysen
Wat leert ons Linkebeek ? Dat het louter toepassen van de wet in de ogen van sommige Vlaamsgezinden een heldendaad is, dat het door brave Vlamingen als een onnodige provocatie wordt aanzien en door de francofonen als een heuse oorlogsverklaring. Welkom in België.
De wet toepassen veroorzaakt in dit land soms ophef. Naar de reden van die plotse (ver)harde houding van de minister hebben we het gissen. Dat de Vlaamsgezinde achterban van regeringspartij N-VA het stilaan op de heupen kreeg van de communautaire apathie van die partij, lijkt alvast een aanvaardbare uitleg. Zoals kon worden verwacht, schreeuwden de Franstaligen moord en brand over deze ‘aanslag op de democratie’.
In Vlaanderen ligt de bevolking vandaag van andere dingen wakker dan van de aanstelling van een burgemeester in een faciliteitengemeente. Nochtans is dit niet onbelangrijk. Want stel u voor dat er in de toekomst een democratisch verkozen islamitische meerderheid in één van de Antwerpse districtsraden, bijv. Borgerhout, zou ontstaan. Stel dat die zou beslissen om in Borgerhout de geldende wetten te vervangen door de regels van de sharia of ‘onschuldiger’, om in de districtsraden voortaan het gebruik van het Arabisch toe te laten. Ongehoord? Welnu, het is diezelfde redenering die de Brusselsgezinde meerderheid in Linkebeek en in andere faciliteitengemeenten hanteert. De taalwetgeving zint hen niet, dus leggen ze die naast zich neer, telkens weer. Zo werden in de Vlaamse gemeenten Linkebeek, Kraainem, Wezembeek-Oppem en een tijdlang in Sint-Genesius-Rode Franstalige oproepingsbrieven verstuurd bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006, de federale verkiezingen in 2007, de Vlaamse en Europese in 2009 en opnieuw de gemeenteraadsverkiezingen in 2012. En zo werd er herhaaldelijk in het Frans gedebatteerd tijdens gemeenteraadszittingen. Dat is niet meer of niet minder dan een aanfluiting van de rechtstaat. Zo onbenullig is het dus niet.
Faciliteiten, stommiteiten
De faciliteiten zijn een erfenis uit de zestiger jaren van de vorige eeuw, toen de taalgebieden in dit land werden vastgelegd. Met het definitief trekken van een taalgrens moest er een einde komen aan de ‘taalstrijd’ in België. Echter, door bij wijze van uitzondering op de regel taalfaciliteiten in een aantal taalgrensgemeenten toe te staan, mislukte dat opzet. Telkens wanneer een inwoner er naar vraagt, moet de administratie in die gemeenten overschakelen naar een andere taal dan de streektaal. In de ogen van de toenmalige Vlaamse politici waren die taalfaciliteiten uitdovend, nl. de tijd nodig om zich aan te passen aan de nieuwe toestand van eentaligheid. De Nederlandstalige inwoners van de Waalse faciliteitengemeenten deden dat erg snel. De Franstaligen daarentegen beschouwden de faciliteiten in Vlaamse gemeenten als een vorm van permanente tweetaligheid die niet alleen voor de inwoners, maar ook voor de bestuurders gold. Ze werden misbruikt om de verfransing in de hand te werken in plaats van de integratie in Vlaanderen te bevorderen. Onder andere in Voeren leek dat aanvankelijk te lukken, maar het wanbeleid van José Happart en de slimme aanpak van de Vlaamsgezinde Voerenaars, zorgden daar uiteindelijk voor een ommekeer.
Non au carcan
Niet zo in de Vlaamse Rand rond Brussel. De vastlegging van taalgebieden betekende daar dat het tweetalig gebied Brussel-hoofdstad beperkt werd tot negentien gemeenten. De francofonen voelden dat aan als een keurslijf, een ‘carcan’. Om dat ongenoegen te compenseren, kenden de toenmalige Vlaamse politici faciliteiten toe aan zes Vlaamse gemeenten rond Brussel: Wemmel, Wezembeek-Oppem, Kraainem, Sint-Genesius-Rode, Drogenbos en Linkebeek. De meeste gemeentebesturen kwamen er na verloop van tijd in handen van rabiate Franstaligen die alles in het werk stelden om hun Vlaamse gemeente grondig te verfransen en alsnog de aanhechting bij Brussel af te dwingen. Vooral wat de zuidrand betreft zijn de francofone partijen er op uit om een geografische link tot stand te brengen tussen Brussel en Wallonië. Naarmate het uiteenvallen van België een realistisch scenario werd, won die laatste geostrategische doelstelling aan belang.
De wet is niet la loi
Het tot stand brengen van de Brusselse Metropolitane Gemeenschap (zowat de oude provincie Brabant) bij de jongste staatshervorming kwam tegemoet aan die francofone verzuchting. Maar de MR wil meer: de francofone liberalen mogen dan van de Vlaamse regeringspartijen communautaire vrede hebben afgedwongen, zelf blijven ze onverminderd de Franstalige veroveringsstrategie volgen. Wettelijkheid speelt daarbij geen rol. De bijzondere wet en het gemeentedecreet stellen dat de burgemeester uitdrukkelijk belast is met de uitvoering van wetten, decreten en uitvoeringsbesluiten. Een kandidaat-burgemeester die systematisch weigert om ze toe te passen en die daarbij uitspraken van de Raad van State en richtlijnen van de toezichthoudende overheid negeert, kàn gewoon niet benoemd worden. Nog volgens het gemeentedecreet kan zo’n niet-benoemde burgemeester slechts één maal in dezelfde legislatuur door de gemeenteraad worden voorgedragen (een bepaling die aan wijlen Joris Van Hauthem mag worden toegeschreven). Binnen de dertig dagen moet er iemand anders worden voorgedragen. Dat is niet gebeurd en Homans kon niet anders dan drie jaar na de gemeenteraadsverkiezingen de wet eindelijk toe te passen. Ze werd daartoe trouwens herhaaldelijk door Tom Van Grieken en Chris Janssens aangemaand. Vraag is of de benoeming tot burgemeester van een onvoorbereid gemeenteraadslid uit de oppositie wel een goede beslissing was en of het niet beter ware meteen een burgemeester van buiten de raad aan te stellen. Francofone politici zijn hoe dan ook niet vatbaar voor juridische argumenten en uitspraken die hen ongelijk geven. De rechtstaat kan die goede Belgen gestolen worden. Zij voeren geen juridische, maar een politieke strijd. En net op dat vlak hebben de Vlaamse regeringspartijen zich door de MR laten neutraliseren. Recidivist Thiéry zal mogelijk aansturen op nieuwe verkiezingen, waarbij hij voor één keer wèl de taalwetten zou naleven om nadien benoemd te kunnen worden en opnieuw zijn gangen te gaan. Het is nog afwachten of hij zijn slag zal thuishalen.