Gisteren, 28 juni, werd in De Kamer een wetsontwerp besproken en gestemd inzake de proefbank voor vuurwapens. Dat de oude wetgeving van de proefbank wordt gemoderniseerd en dat er meer transparantie komt, kunnen we toejuichen.
De bespreking in de plenaire zitting in De Kamer van het ontwerp spitste zich echter vooral toe over de locatie van de zetel van de proefbank. De Franstaligen vrezen een delokalisatie van de Proefbank uit luik. Zowel minister Peeters als de meerderheidspartijen (bij monde van Koenraad Degroote (N-VA) en Caroline Cassart-Mailleux (MR) proberen hen gerust te stellen door te stellen dat dit allerminst de intentie is. Een gemiste kans, want het is niet alleen economisch de beste oplossing om de zetel naar onze tweetalige hoofdstad te verhuizen, dat is ook voor andere instellingen van openbaar nut de gewoonte…
De tussenkomst van Barbara Pas in het debat:
“Mijnheer de voorzitter, ik heb zonder uitzondering alle sprekers al horen verklaren dat ofwel de proefbank in Luik moet blijven ofwel dat, om de anderen gerust te stellen, er helemaal geen intentie is om de zetel te verhuizen.
Het strafste is dat een lid van een Vlaamse partij, de sp.a, (bij monde van Youro Casier) het “zeer ongepast en not done” vindt dat het niet in de wet staat dat de zetel in Luik moet blijven. Dat uitgerekend een lid van een Vlaamse partij een dergelijke bepaling in de wet wil inschrijven, is naar mijn mening zeer ongepast en not done. Het gezond verstand bij de sp.a is blijkbaar geplofkraakt.
Collega’s, wij zijn voor modernisering en na 130 jaar was dat in deze wet ook wel nodig. Het feit evenwel dat de zetel van de proefbank in Luik is gevestigd, is voor ons wel degelijk een probleem.
Via die modernisering wordt van de proefbank nu een instelling van openbaar nut categorie C gemaakt. Het is de gewoonte de zetel van federale overheidsinstellingen en van instellingen van openbaar nut in de tweetalige hoofdstad te vestigen en niet één zetel in een Franstalig Gewest. Om geen van beide landsdelen te kort te doen, is het aangewezen de zetel van de proefbank in de tweetalige hoofdstad te vestigen.
Wij hebben daartoe een amendement ingediend. Het is immers niet alleen de meest correcte maar ook de meest economische oplossing, zowel voor de instelling zelf als voor de gebruikers ervan, wetende dat de proefbank volledig zelfbedruipend moet zijn. Dat kan zij alleen realiseren met de tarieven die zij van alle gebruikers van haar diensten int. Het is bij wet vastgelegd dat de proefbank geen enkele financiële last ten laste van de Staatskas mag opleveren. Daarom is het ook de meest economische oplossing de zetel in de tweetalige hoofdstad te vestigen.
Als ik de uiteenzettingen van vandaag hoor, dan begrijp ik dat mijn amendement bij zowat alle partijen zeer moeilijk ligt. Om die reden, voor het geval de proefbank niet naar de tweetalige hoofdstad verplaatst wordt, heb ik in tweede orde een subamendement ingediend. Uit de commissiebesprekingen blijkt immers nergens dat er een antenne in het Nederlandstalig taalgebied zal worden voorzien. De heer Degroote heeft er echter op gewezen dat dit volgens artikel 4, tweede lid, van de wet wel mogelijk is, aangezien de raad van bestuur daartoe kan beslissen.
Gelet echter op het feit dat de proefbank zichzelf financieel volledig moet bedruipen, wordt de oprichting van een antenne ontmoedigd, aangezien een antenne veel extra kosten met zich zou meebrengen, wat aan de gebruikers doorgerekend zal worden. Dat laatste kan en mag natuurlijk niet de bedoeling zijn.
Ook het Vlaams landsgedeelte heeft recht op een volledige dienstverlening aangaande de diensten die door de proefbank worden verstrekt. Wie dus niet akkoord gaat met de vestiging van de zetel in onze tweetalige hoofdstad, moet op zijn minst mijn subamendement goedkeuren, dat ervoor zorgt dat er een antenne in het Nederlandstalig gebied wordt opgericht.
In verband met de samenstelling van de raad van bestuur heb ik ook nog twee amendementen ingediend.
In de raad van bestuur zijn, zoals het in het nu voorliggend wetsontwerp staat, de representatieve belangenverenigingen van wapenverzamelaars, sportschutters, jagers en bijzondere wachters niet vertegenwoordigd. Nochtans zijn die in hoge mate betrokken partij in deze aangelegenheden. Het verdient volgens ons dan ook aanbeveling om voor hen een plaats te voorzien in de bestuursorganen van de proefbank. Dat is het opzet van het eerste deel van ons derde amendement.
Met het tweede deel van dat amendement willen we iets aanpakken wat ook in dit wetsontwerp staat, de denigrerende pariteit. De Vlamingen vormen het grootste deel van de inwoners van dit land, maar in de vertegenwoordiging maakt men daar altijd fiftyfifty van. Bij de verdeling van de mandaten in de raad van bestuur op taalparitaire basis zoals waarin voorzien is in dit wetsontwerp, is dit alweer het geval. Wij stellen voor om de Vlamingen die de meerderheid vormen in dit land, ook de meerderheid te geven in de raad van bestuur en dus de samenstelling te wijzigen in vijf Nederlandstaligen en drie Franstaligen. Tot daar mijn toelichting bij de amendementen.”
De Vlaams Belang-amendementen kregen de steun van Vuye en Wouters, maar werden door alle andere partijen weggestemd…