Taalpremies in Brusselse besturen: Graag een probleemoplossende aanpak, ook van de fraude…

Woensdag 30 mei ondervroeg Barbara Pas minister van Binnenlandse zaken Jan Jambon over “de uitbetaling van de taalpremies aan de Brusselse plaatselijke besturen” ( vraag nr. 25687) en over “de aanpak van de fraude in verband met de uitbetaling van de taalpremies aan de Brusselse plaatselijke besturen” (vraag nr. 25688). U kunt hier het integrale verslag lezen.

Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik kan verwijzen naar de discussies die wij al herhaaldelijk hebben gehad over de massale onwettige benoemingen van personeelsleden bij de Brusselse plaatselijke besturen wat de kennis van de tweede taal betreft. In dat verband hebt u uiteindelijk enkele bescheiden maatregelen genomen wat de uitbetaling van de taalpremies aan die besturen betreft. U hebt vastgesteld dat er nogal wat taalpremies worden uitbetaald aan personen die eigenlijk niet over het daartoe vereiste taalattest van Selor beschikken.

U stelde toen drie zaken voorop. Ten eerste, de vicegouverneur zou een verslag opstellen voor de periode van 1 mei tot 31 oktober. Toen ik u er in november over ondervroeg had u dat rapport gekregen. Het is in feite een synthesetabel van wat deels al in het jaarrapport voor 2017 van de vicegouverneur zal staan. Die cijfers zijn schrijnend, zoals in alle voorgaande jaren. Van de 1 185 aanwervingen bij de gemeenten en OCMW’s in die periode, althans diegene die aan de vicegouverneur werden bezorgd, zijn er slechts 278 in overeenstemming met de taalwet. Dat is maar 23,5 %.

Ten tweede, u hebt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevraagd om u een lijst te bezorgen van de personen voor wie de terugbetaling van een taalpremie wordt gevraagd. Het is mij niet duidelijk of u die lijst hebt gekregen. U zult die lijst aan Selor voorleggen en Selor zal u daar dan een rapport over bezorgen. Toen ik u daar in november vorig jaar over heb ondervraagd was die alleszins nog niet voorhanden.

Ten derde, u hebt de Brusselse regering gevraagd om een traject voor te leggen voor die ambtenaren die nog niet over het vereiste taalbrevet beschikken, om dat alsnog te halen. In november vorig jaar was dat traject u ook nog niet bezorgd.

Ik heb toen samen met u moeten vaststellen dat de samenwerking met de Brusselse instanties eufemistisch uitgedrukt niet echt van een leien dakje loopt. Ruim een half jaar later had ik graag de stand van zaken gekend van dit dossier. Hebt u van het Brusselse Gewest ondertussen de gevraagde lijsten gekregen? Zijn die voorgelegd aan Selor? Wat waren de bevindingen van Selor? Kunnen wij dat rapport van Selor ook krijgen?

Ten tweede, hebt u dat gevraagde traject ondertussen gekregen van de Brusselse regering? Hoe ziet dat eruit? Kunnen we de correspondentie daarover met de Brusselse regering krijgen?

Ten derde, gelet op de bevindingen en de voorwaarden die u hebt gesteld voor de uitbetaling van de taalpremies, wat zijn uw besluiten omtrent het uitvaardigen van de nodige KB’s terzake?

Mijn tweede vraag gaat over de fraude in het verleden.

U betaalt elk jaar 25 miljoen euro voor de taalpremies aan de Brusselse regering voor de Brusselse plaatselijke besturen.

U hebt in november 2017 – ik mag u hierover citeren – vastgesteld dat de betrokken diensten taalpremies hebben uitbetaald aan personeels­leden die over geen enkel getuigschrift van Selor beschikken. Voorts stelde u dat een besluit van de Brusselse regering van 29 september 2011 verduidelijkt dat de gewestelijke diensten enkel taalpremies mogen uitbetalen aan personeel dat over een getuigschrift van Selor beschikt.

Ik leid daaruit af dat die diensten, die naar verluidt een nijpend geldtekort hebben, elk jaar miljoenen euro uitgeven in strijd met de wet. Dat hebt u toen vastgesteld.

Ik kan daaruit alleen maar afleiden dat door de Brusselse plaatselijke besturen, met stilzwijgend medeweten van de Brusselse regering, in het verleden op grootschalige wijze fraude werd gepleegd bij het uitbetalen van de taalpremies.

Mijn vragen zijn de volgende.

Ten eerste, zult u maatregelen nemen om de onterecht betaalde premies in het verleden op de ene of andere manier terug te vorderen? Indien ja, tot hoever zou u dan teruggaan? Indien u dat niet van plan bent, kunt u dan motiveren waarom niet? De minister van Begroting zou u alleszins erg dankbaar zijn voor enige extra inkomsten op die manier.

Ten tweede, overweegt u in de koninklijke besluiten die nog moeten worden uitgevaardigd, de gefraudeerde bedragen in mindering te brengen van de federale dotatie die zal worden uitbetaald? Ziet u misschien nog andere wegen om die bedragen op de ene of andere manier te laten vereffenen?

Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

Minister Jan Jambon: Mevrouw Pas, u stelt de volgens mij terechte vraag om de te veel terugbetaalde premies ook effectief terug te eisen. De KB’s die daarover opgemaakt worden, slaan telkens terug op de twee jaar ervoor. Het KB, dat vorig jaar niet werd gemaakt, ging over premies die betaald werden in 2015. Het KB van 2016 ging over premies terugbetaald in 2014.

Voor 2015 leverde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gewoon een overzicht met het bedrag dat aan elke gemeente of elk OCMW terugbetaald diende te worden. Er werd alleen op gelet dat het totale bedrag niet hoger lag dan 25 miljoen euro. Daarmee was de kous af.

Ik ben begonnen met lijsten te vragen van de ambtenaren voor wie de premies terugbetaald moeten worden, met daarbij het Selor-attest dat zij behaald hebben, hun werkregime, et cetera. Die lijsten worden door mijn medewerkers gecontroleerd. Uit de onderzochte lijsten blijkt inderdaad dat een behoorlijk aantal van de teruggevraagde premieaanvragen niet conform de wet zijn. Dat werd eind 2016 opgemerkt. Daarop heb ik beslist dat er vanaf 2017 correcte lijsten met correcte gegevens aangeleverd dienden te worden.

Aangezien vragen met betrekking tot zaken van particulier belang of betreffende persoonlijke gevallen een schending zijn van de privacy van de betrokken personen, kan ik de lijsten niet ter beschikking stellen van het Parlement. Het gaat hier echt over heel persoonlijke zaken.

Wat de onterecht betaalde premies betreft, die premies zijn betaald door Brusselse gemeenten en OCMW’s. Ik kan die premies niet terugvorderen. Ik kan wel op het Brusselse Gewest inspelen, maar niet op de gemeenten en OCMW’s.

Wat de uitbetaling van de premies betreft, organiseer ik een overleg met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voorlopig heb ik nog geen traject noch de volledige, correcte gegevens van de Brusselse regering ontvangen. Zodra ik over de correcte gegevens beschik, zal ik uiteraard een KB opstellen om de taalpremies opnieuw te betalen. Zolang ik die niet krijg, betekent dat inderdaad ieder jaar opnieuw 25 miljoen voor de kas van de federale staat.

Barbara Pas (VB): Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.

Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat u de lijsten hebt gekregen. Die lijsten worden gecontroleerd. Werden die lijsten voorgelegd aan Selor? Hebt u van Selor een rapport ontvangen? Een half jaar geleden was dit nog niet het geval. Is dat ondertussen wel zo?

Het klopt dat u die bedragen niet rechtstreeks kunt terugvorderen van de OCMW’s en de gemeenten, maar u kunt dit uiteraard wel via het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Gelet op de “geweldige” samenwerking met Brussel zou u die bedragen perfect kunnen verwerken in de premies die in de toekomst zouden worden toegekend.

Ik hoop dat u deze bekommernis wel degelijk ter harte zult nemen en die onterecht betaalde bedragen niet blauwblauw zult laten.