20 jaar geleden: De vijf resoluties van het Vlaams Parlement

We lazen onderstaande terugblik in Vlaams Belang Magazine van februari 2019.

Op 3 maart 1999, na drie jaar voorbereidende werkzaamheden, keurde het Vlaams Parlement vijf resoluties goed met een eisenpakket voor de volgende staatshervorming.

De eerste resolutie gaf een algemeen overzicht, de tweede behandelde de fiscale en financiële autonomie, de derde Brussel, de vierde de ‘coherente bevoegdheidspakketten’ en de vijf diverse andere aandachtspunten. In die vijfde resolutie werd bijvoorbeeld opgeroepen de deelstaten te betrekken bij de voordrachten voor benoemingen in het Arbitragehof, de Raad van State en het Rekenhof. Net als de rest bleef ook dat dode letter. Het Arbitragehof is intussen vervangen door het Grondwettelijk Hof, maar de benoemingen verlopen nog steeds via de Kamer en de Senaat. Benoemingen bij het Rekenhof vallen onder de bevoegdheid van de Kamer en ook de Raad van State is nog even ‘Belgisch’ als tevoren.

Dode letter

Wie inzicht probeert te krijgen in de betekenis van de vijf resoluties, kan al een heel eind komen door de eerste resolutie te lezen, waarin ‘de algemene uitgangspunten en doelstellingen voor de volgende staatshervorming’ worden vastgelegd. De vier volgende resoluties zijn grotendeels gedetailleerde uitwerkingen en invullingen van dat kader. Het is een opeenvolging van voornemens, waar nooit iets van in huis is gekomen. De invoering van coherente bevoegdheidspakketten is er nog altijd niet gerealiseerd. Van de ‘ruime’ financiële en fiscale autonomie is maar heel weinig in praktijk gebracht. Als iemand met schoenmaat 42 zijn schoenen van maat 38 mag vervangen door andere van maat 39, kan men toch niet in ernst beweren dat hij nu ‘ruimer’ zit? Ook de overgang naar ‘fundamentele tweeledigheid’ in de staatsstructuur, met twee deelstaten en een speciaal statuut voor Brussel en de Duitstalige gemeenschap – onze ‘bezette gebieden’- werd deskundig gesaboteerd. Er zijn nu de facto drie deelstaten, waarvan Brussel duidelijk een ‘failed state’ is met negentien baronieën waarvan sommige stilaan vervallen tot het niveau van Somalië. De Duitstalige gemeenschap is een soort vazalstaatje van Wallonië geworden, met inheemse politieke Pygmeeën die men in de slechtste koloniale traditie laat opdraven om bevoegdheidsconflicten tegen Vlaanderen in te roepen.

Inzake de ‘coherentie bevoegdheidsverdelingen’ werden toen de problemen aangesneden die we nu nog altijd meeslepen: de overdracht van de bevoegdheden inzake gezondheids- en gezinsbeleid naar de deelstaten, de volledige defederalisering van het wetenschapsbeleid en van buitenlandse handel, ruimere mogelijkheden voor een actief werkgelegenheidsbeleid in de Vlaamse deelstaat…

De derde resolutie, die inzake Brussel is bijna helemaal dode letter is gebleven, behalve op één punt: de rechtstreekse verkiezing van de Brusselse leden van het Vlaams Parlement. Maar bijvoorbeeld de ‘gewaarborgde vertaling in beide landstalen op alle beleidsniveaus’ is er in praktijk nooit gekomen. Kijk maar eens naar de manier waarop de Brusselse gemeentebesturen zich tot hun onderdanen richten… De fusie van de negentien Brusselse gemeenten wordt in die resolutie niet geëist. Men oppert alleen heel voorzichtig dat het aantal Brussels gemeenten verminderd zou worden. Maar er is zelfs niet één piepklein fusietje geweest.

Vijf dode mussen

In het slotdebat over de resoluties erkende onze betreurde communautaire specialist Joris Van Hauthem (1963-2015) dat de resoluties een aantal positieve elementen bevatten. Hij kon nog niet weten hoe weinig daarvan echt zouden worden gerealiseerd. Maar hij wees er ook op dat al die resoluties slechts kleine verbeteringen inhielden, die weinig of niets zouden veranderen aan de fundamenteel oneerlijke en ondemocratische Belgisch-federale machtsstructuren: “Karel Dillen heeft in 1977 het Vlaams Blok niet opgericht om de Belgische staat zodanig te hervormen dat er een mooi evenwicht tot stand zou komen tussen het Belgische en het Vlaamse beleidsniveau. Het federalisme […] lost het Belgische nationaliteitenconflict niet op. Integendeel, het institutionaliseert de conflicten. Het stelt de definitieve oplossing slechts uit en verscherpt de tegenstellingen. […] In die context was het federalisme voor de Belgische machthebbers een geniale vondst. Het heeft de Vlamingen de indruk gegeven dat aan hun wensen tegemoet werd gekomen, terwijl het Vlaamse autonomiestreven in feite werd verdoofd. In werkelijkheid is het Belgische federalisme erin geslaagd dertig jaar lang de Vlaamse macht te kanaliseren en te neutraliseren. Dat Belgische federalisme gaat steeds over dezelfde verwerpelijke principes : het fnuiken van de Vlaamse meerderheid door pariteiten, alarmbellen, grendels en dubbele meerderheden. Dit gaf aan Wallonië een ongehoorde machts- en blokkeringspositie zodat het zijn politiek, financieel en sociaal-economisch geprivilegieerde positie kon handhaven en bestendigen. Door die blokkeringspositie kan Wallonië elke verdere federalisering tegenhouden, tenzij de Vlamingen opnieuw bereid zijn schandalige toegevingen te doen.” Inzake Brussel deed Joris Van Hauthem een voorspelling waarvan we nu weten dat ze akelig nauwkeurig was: “… binnen de Belgische context verliezen we Brussel. Deze tekst verandert daar helaas niets aan. De huidige bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijven grosso modo en voor de belangrijkste zaken overeind. Alleen voor de nieuwe bevoegdheden zou een onderscheid kunnen worden gemaakt tussen de deelstaten en Brussel. In een aantal voorstellen krijgt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest er nog een aantal bevoegdheden bij.” Van Hauthem waarschuwde ook op dat het Vlaams Parlement wel resoluties kon goedkeuren, maar dat staatshervormingen in het federaal parlement moesten gestemd worden. “Het Vlaams Parlement is een institutionele zandbak waarin men kasteeltjes mag bouwen tot de heer Dehaene als een locomotief komt aangedenderd, de zandkasteeltjes met zijn gekende subtiliteit overhoop stampt, en het einde van de speeltijd fluit.” Hij overdreef niet met die beeldspraak. Marc Van Peel, toen nog voorzitter van de CVP, had kort tevoren al over de resoluties gezegd: “In deze tekst zit wel drie jaar werk, maar dat werkt inspirerend. Het is een nuttig denkspoor, meer niet. We gaan naar de volgende staatshervorming met het CVP-programma.” Dehaene, die toen de eerlijke loodgieters en de brave Brabantse trekpaarden een slechte naam had bezorgd, bevestigde dat nog eens in De Zevende Dag: die resoluties hadden geen waarde, alleen het CVP-programma was een basis voor een staatshervorming. En toch waren zelfs de vele Vlaamsgezinde Vlaamse Parlementsleden zó gelukkig met hun vijf resoluties. Alsof het geslaagde revoluties waren. Ze waren blij met vijf dode mussen.

Desillusie

Het had gekund. In theorie had het Vlaams Parlement de drijvende kracht kunnen worden voor het openbreken of toch minstens losser maken van het verstikkende, semikoloniale Belgische staatsverband. In andere, veel grotere rijken hebben oorspronkelijk machteloze en timide regionale parlementen die rol wel gespeeld. Ze zijn in hun functie gegroeid. Ze zijn volwassener, sterker en onafhankelijker geworden van de centrale staat. In België is dat niet gebeurd. Vele mensen, onder wie ikzelf, hadden gehoopt dat het Vlaams Parlement ooit sterk en dapper genoeg zou zijn om éénzijdig de onafhankelijkheid uit te roepen. Dat was een bittere desillusie. Joris van Hauthem had gelijk. Het Vlaams Parlement is al te dikwijls slechts een zandbak voor de horigen in Belgische kasteel. De echte hefbomen van de macht liggen nog steeds op Belgisch niveau., en dus bij de Franstaligen. De totale mislukking van de ‘vijf resoluties’ heeft dat nog maar eens bewezen. Voor de zoveelste keer.

Marc Joris