Skip to main content

‘Hoe zou het nog zijn met de naleving van de taalwet te Brussel? Een vodje papier.’

Goed gezegd!

Hendrik Vuye & Veerle Wouters in Knack en Interpellatieverzoek van Barbara Pas in de Kamer aan Jan Jambon

Het taalverslag 2016 van de vice-gouverneur van het tweetalige taalgebied Brussel-Hoofdstad is vers van de pers. ‘De taalwet in Brussel zal voor altijd dode letter blijven’, zo menen Veerle Wouters en Hendrik Vuye. Over hetzelfde onderwerp diende Barbara Pas meteen een interpellatieverzoek in. U leest dit onderaan, na het artikel uit Knack.

Knack 17/08/17:

Volgens de Raad van State is de taalwetgeving van openbare orde en moet ze permanent worden nageleefd door elke administratie en ambtenaar. Voor veel Franstaligen maakt taalwetgeving deel uit van het ‘pacte des belges’. Frans spreken in de Vlaamse Rand beschouwen ze als een heilig recht. Met de regelmaat van een klok dienen ze klacht in bij een of andere internationale instantie, zoals de Raad van Europa.

Maar hoe zit het met de Franstalige lokale besturen te Brussel? Zij maken deel uit van het tweetalige taalgebied Brussel-Hoofdstad. Tweetalig wil zeggen dat Frans en Nederlands op gelijke voet staan, althans volgens de Grondwet en de wet. In de feiten lappen de Franstalige gemeentebesturen en OCMW’s de taalwet aan hun laars.

Bekijken we even het verslag van de vice-gouverneur. Het is vers van de pers en slaat op 2016. Het behandelt de lokale besturen: gemeenten en OCMW’s.

Bedroevend resultaat

Slechts 77,63 procent van de beslissingen over statutaire personeelsleden is in overeenstemming met de taalwet. Maar het kan veel slechter. Bekijkt men de beslissingen over contractuele personeelsleden, dan is slechts 10,29 procent in overeenstemming met de taalwetgeving. In 2015 ligt dit cijfer nog lager en is zelfs maar 8,9 procent in orde met de taalwet. Het zijn bedroevend lage cijfers.

Onwettige beslissingen worden geschorst door de vice-gouverneur. In 2016 gebeurt dit in 43,92 procent van de gevallen. Dit cijfer zou nog hoger liggen mocht de vice-gouverneur geen tolerantie hanteren. Bij contractuele aanstellingen van korte duur (bijvoorbeeld vervangingscontractuelen) wordt niet geschorst. Voor 2016 zijn dat 40 procent van het totaal aantal contractuele dossiers.

Net zoals de vorige jaren is de situatie sterk verschillend van gemeente tot gemeente. 60 van de 87 schorsingen van statutaire personeelsleden situeren zich in vier gemeenten: Brussel, Elsene, Schaarbeek en Sint-Lambrechts-Woluwe.

Wat de contractuelen betreft is de situatie nog erger. In alle gemeenten en OCMW’s zijn er schorsingen wegens miskenning van de taalwet. Er zijn zelfs gemeenten en OCMW’s waar geen enkele contractuele aanstelling de bestuurstaalwet naleeft: gemeente Sint-Jans-Molenbeek, gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe, OCMW Anderlecht, OCMW Elsene, OCMW Evere, OCMW Ganshoren, OCMW Sint-Agatha-Berchem, OCMW Sint-Gillis en OCMW Vorst.

Voor enkele lokale besturen is dit zelfs het tweede jaar op rij het geval. Ook voor het jaar 2015 is geen enkele contractuele aanstelling in overeenstemming met de taalwet in drie van deze lokale besturen: gemeente Sint-Jans-Molenbeek, OCMW Anderlecht en OCMW Sint-Agatha-Berchem. Het OCMW van Brussel is nog een geval apart, dat bekijken we zo dadelijk.

De Franse taalrol en pariteit leidinggevend niveau

De schorsingen wegens miskenning van de taalwet betreffen zowel personeelsleden van de Nederlandse als van de Franse taalrol. Bekijkt men echter de verhoudingen, dan zijn het voornamelijk beslissingen over personeel van de Franse taalgroep die geschorst worden. Bij de statutairen zijn er 93 schorsingen, waarvan 88 van de Franse taalgroep. Bij de contractuelen zijn er 930 schorsingen, waarvan 874 van de Franse taalgroep. De cijfers zijn veelzeggend.

In het tweetalige taalgebied Brussel-Hoofdstad geldt ook pariteit op leidinggevend niveau. Maar ook op dit punt wordt de taalwetgeving niet nageleefd. De vice-gouverneur schorst 10 maal om deze reden. Alle dossiers betreffen de Franse taalgroep. Blijkt bovendien dat slechts 5 van de 19 gemeentebesturen en 7 van de 19 OCMW’s deze functies ook daadwerkelijk taalparitair invullen. En het gaat er op achteruit wat de OCMW’s betreft. In 2015 zijn nog 12 OCMW’s op dit punt in orde met de taalwet, vandaag slechts 7. Dit is een significante daling.

Hoe ontsnappen aan de taalwet: dien geen dossiers in

De lokale besturen hebben de verplichting om hun beslissingen over te maken aan de vice-gouverneur. Maar wat blijkt? Zelfs deze elementaire regel wordt niet nageleefd. Er zijn Brusselse lokale besturen die geen enkel dossier overmaken: gemeente Watermaal-Bosvoorde, OCMW Brussel en OCMW Sint-Lambrechts-Woluwe. Enkele andere lokale besturen maken nauwelijks dossiers over: gemeente Ganshoren (1 dossier), OCMW Elsene (1 dossier) en OCMW Koekelberg (3 dossiers). Over deze lokale besturen zijn er geen gegevens beschikbaar voor 2016.

Laten we dan even kijken hoe hun score is in 2015. Het OCMW van Brussel maakt dat jaar 136 dossiers over aan de vice-gouverneur. Geen enkele beslissing betreffende contractuele aanstellingen is in overeenstemming met de taalwet. Het OCMW van Sint-Lambrechts-Woluwe maakt 25 dossiers over. Van de 12 dossiers over contractuelen zijn er 11 in strijd met de taalwet. Het OCMW Elsene maakt 26 dossiers over. Van de 16 dossiers over contractuelen zijn er 14 in strijd met de taalwet.

Watermaal-Bosvoorde, Ganshoren en OCMW Koekelberg hebben ook in 2015 nauwelijks dossiers overgemaakt, respectievelijk 7, 5 en 7.

Het is wel duidelijk dat de slechtste leerlingen van de klas een uitweg hebben gevonden. Ze maken gewoon geen dossiers meer over aan de vice-gouverneur. De taalwet aan zijn laars lappen, het kan dus zomaar te Brussel.

Een Leeuw zonder klauwen, een beleid zonder verandering

De vice-gouverneur schorst, dan is er toch geen probleem zullen sommige lezers denken. Wel, zo eenvoudig is het niet. De schorsing uitgesproken door de vice-gouverneur is maar tijdelijk. Na 40 dagen is ze opgeheven, tenzij ze wordt bevestigd door de Brusselse regering (indien het een gemeente betreft) of door het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (indien het een OCMW betreft).

Hier knelt het schoentje. Volksvertegenwoordiger Barbara Pas (Vlaams Belang) meldt in de bevoegde Kamercommissie dat in 2015 slechts één – U leest goed: één – schorsing is bevestigd.

De bevestiging van de schorsing vereist consensus en de Franstalige Brusselse excellenties zijn niet bereid tot schorsing. De Vlaamse excellenties Guy Vanhengel (Open VLD) en Pascal Smet (SP.A) wassen dan weer hun handen in onschuld: het zijn de Franstaligen. Alleen, ze zijn niet de enige Pontius Pilatus in het verhaal.

In de Kamer antwoordt minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) steevast dat hij wel bevoegd is voor de taalwet, maar dat de handhaving toekomt aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Ook hij wast zijn handen in onschuld. Van enige ‘verandering’ is geen sprake.

Het kan anders, mits wat Vlaams DNA

Alleen is dit standpunt van Jambon onjuist. Het kan anders. Wij hebben een wetsvoorstel ingediend om hieraan te verhelpen. We willen de vice-gouverneur de bevoegdheid geven niet alleen om te schorsen, maar ook om te vernietigen.

De Kamercommissie Binnenlandse Zaken beslist eerst om een advies te vragen aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT). De VCT bevestigt dat de federale wetgever, die bevoegd is voor de taalwet te Brussel, wel degelijk ook de bevoegdheid heeft om dergelijk administratief toezicht te organiseren. Zo eenvoudig is het voor de minister van Binnenlandse Zaken om de taalwet te Brussel te doen naleven.

Wanneer het voorstel een tweede maal wordt besproken in de Kamercommissie verlaten de Kamerleden van MR, CD&V, Open VLD en N-VA de zaal. Een PS’er vraagt dan maar aan commissievoorzitter Brecht Vermeulen (N-VA) om de vergadering te schorsen, want er zijn onvoldoende Kamerleden aanwezig. Zo kan ons voorstel niet besproken worden. Evenmin een voorstel van resolutie van Barbara Pas (Vlaams Belang) over de taalwet te Brussel. En, wie zei daar weer dat de regering-Michel niet samenwerkt met de PS?

Niet alleen de Vlamingen in de Brusselse regering, maar ook de Vlamingen in de federale regering en in de Kamer gedragen zich als Pontius Pilatus. Vlaamse Kamerleden die de vergadering ontvluchten wanneer het over de taalwet te Brussel gaat, wie had dat ooit durven te denken? Toch doen ze het. Ze wassen hun handen in onschuld, zelfs wanneer de oplossing voor de hand ligt. Zo zal de taalwet in Brussel voor altijd dode letter blijven. Alleen, vluchten kan niet meer. Pontius Pilatus is niet meer. Daar zullen we vast en zeker voor zorgen.

                                                                                                      ———————

Interpellatieverzoek van volksvertegenwoordiger Barbara Pas aan de Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, belast met de Regie der Gebouwen, dhr. J. Jambon, over het jaarverslag van de vicegouverneur van Brussel-Hoofdstad inzake de overtredingen van de taalwetgeving door de Brusselse plaatselijke besturen in 2016

Enige tijd geleden werd het jaarverslag van de vicegouverneur van Brussel-Hoofdstad over de niet-toepassing van de taalwetgeving in de Brusselse gemeenten en OCMW’s over het jaar 2016 vrijgegeven.

De vaststellingen in dit jaarverslag zijn steeds dezelfde: de taalwetgeving wordt door de Brusselse plaatselijke besturen massaal met voeten getreden en elk jaar opnieuw gaan we een stapje achteruit.

De cijfers spreken wat dat betreft voor zich. In 2016 was nog slechts 32,8% van de aanstellingen of bevorderingen in de Brusselse gemeenten in overeenstemming met de taalwet. Van de 1338 dossiers die de vicegouverneur controleerde, waren er niet minder dan 899 niet in orde met de taalwet. In de OCMW’s is de situatie nog dramatischer. Daar was in 2016 slechts 11% van de dossiers in orde en werden er van de 991 dossiers 882 niet in orde bevonden door de vicegouverneur.

Zorgwekkend is dat het taalwetovertredingsvirus intussen ook de statutaire benoemingen fors heeft aangetast. Tot voor enkele jaren waren de statutaire betrekkingen nog min of meer gevrijwaard van taalwetovertredingen, maar dat behoort intussen tot het verleden. Bij de gemeenten is intussen in 2016 26% van de statutaire betrekkingen langs Franstalige kant illegaal; bij de OCMW’s is dat 16%.

Zoals steeds gaven de toezichthoudende instanties van de Brusselse regering en het college van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie niet thuis wanneer het erop aankwam om de door de vicegouverneur geschorste aanstellingen te vernietigen. De vicegouverneur kreeg kennis van welgeteld 0 vernietigde onwettige benoemingen. We mogen er dus gerust van uitgaan dat van de 1781 geschorste dossiers er geen enkele door de voogdij werd vernietigd. U weet, en de Brusselse regering weet, nochtans zeer goed dat volgens de herhaalde rechtspraak van de Raad van State de vernietigingsbevoegdheid die deze instanties hebben geen facultatief karakter heeft, maar dat dit een wettelijke verplichting is waaraan niet kan of mag worden verzaakt. Hier is dus sprake van het grootst mogelijke incivisme vanwege de Brusselse regering en het college van de GGC.

Andere vaststelling is dat ook de wettelijk vastgelegde taalpariteit voor de hogere betrekkingen fors met voeten wordt getreden. In 2016 werd slechts 35% van de hogere betrekkingen in de gemeenten door Nederlandstaligen bezet en bij de OCMW’s is dat 32,5%, telkens in plaats van de wettelijk vastgelegde 50%. Daardoor ontglippen 65,5 topjobs aan Nederlandstaligen.

Van de lagere betrekkingen moet wettelijk gezien minstens 25% naar elke taalgroep gaan. Daarover geeft de vicegouverneur al sinds jaar en dag geen cijfers meer, maar het mag zeker zijn dat op dat vlak vele honderden, wellicht een paar duizend jobs van de Vlamingen gestolen worden. Het aantal dossiers dat bij de vicegouverneur wordt ingediend, kan daarvoor als indicator gelden. Van de 1338 gemeentelijke dossiers die hij binnenkreeg in 2016, hadden er slechts 19% betrekking op Nederlandstaligen; van de 948 OCMW-dossiers waren er slechts 11% die Vlamingen aanbelangden.

De situatie gaat er ook elk jaar lineair op achteruit. Vijf jaar geleden, in 2012 verliep nog 42% van de gemeentelijke aanwervingen correct; nu is dat nog slechts 33%. Eveneens in 2012 was 20% van de OCMW-aanwervingen in orde; nu nog 11%.

Elke keer dat ik u daar de jongste drie jaar als minister van Binnenlandse Zaken over ondervroeg, u, die verantwoordelijk bent voor de taalwetgeving in Brussel, waste u uw handen in onschuld door te stellen dat u niet bevoegd bent, dat het toezicht bij de Brusselse instanties berust.

Dat laatste klopt natuurlijk, althans gedeeltelijk, maar zo gemakkelijk komt u daar evenwel niet mee weg. Het toezicht ligt bij de Brusselse instanties bij de gratie van de federale overheid en de federale overheid, u dus, kan dat toezicht wel degelijk weghalen bij de Brusselse instanties als u dat wil.

Ik wees u eerder reeds (in mijn schriftelijke vraag nr. 1991) op artikel 7, § 1, tweede lid van de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen, dat expliciet toestaat dat de federale overheid, in afwijking van het algemeen administratief toezicht dat bij de gewesten berust, met betrekking tot aangelegenheden die tot haar bevoegdheid behoren, zelf een specifiek administratief toezicht kan organiseren én uitoefenen. U wees er in dat verband op dat de vicegouverneur dat specifiek administratief toezicht uitoefent. Dat is twijfelachtig, althans als we de Vaste Commissie voor Taaltoezicht mogen geloven, maar er is meer. De taalwetgeving in Brussel behoort tot de federale bevoegdheden. Zelfs indien we aannemen dat de vicegouverneur momenteel een specifieke administratief toezicht uitoefent, dat hoe dan ook erg onvolledig is (enkel schorsingsbevoegdheid), dan bent u nog altijd perfect bevoegd om dat specifiek administratief toezicht zélf (al dan niet via de vicegouverneur) volledig te organiseren én uit te oefenen, ook wat de vernietigingsbevoegdheid betreft. U kan dus perfect de incivieke Brusselse toezichtinstanties uitschakelen en bijvoorbeeld ook de vernietigingsbevoegdheid aan de vicegouverneur toevertrouwen.

Intussen kan in dat verband ook verwezen worden naar een heel recent advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (nr. 49.126), waarin dit alles met zoveel woorden wordt bevestigd.

U kan politiek natuurlijk stellen dat u aan deze onwettige toestanden niets wenst te doen, of dat u daar niets kan of mag aan doen omwille van een politiek akkoord, waarmee dan zoveel gezegd is dat de communautaire stilstand ook betrekking zou hebben op het niet doen naleven van een bestaande wet, wat in feite waanzinnig is en alleszins niet thuishoort in een democratische rechtsstaat. Daarmee bevestigt u dan dat uw partij ermee akkoord is gegaan om vanuit de regering niets te doen aan de massale overtredingen van een bestaande wet, in casu de taalwet in bestuurszaken.

Maar u kan niet meer stellen dat u daar juridisch niets kan aan doen, zoals u tot op heden altijd heeft volgehouden en waar u zich altijd achter verstopt heeft.

  1. Neemt u een initiatief om het toezicht inzake de toepassing van de taalwet volledig aan de Brusselse instanties te onttrekken door zelf een volledig specifiek administratief toezicht op dat vlak te organiseren én uit te oefenen, al dan niet via de vicegouverneur? Zo ja, volgens welke modaliteiten en binnen welke termijn?
  2. Zo neen, bevestigt u dat het niet doen naleven van een bestaande wet, in casu de taalwet in bestuurszaken in de Brusselse plaatselijke besturen, tot de zogenaamde communautaire stilstand behoort bij de gratie waarvan deze regering tot stand is gekomen? Indien dat niet zo zijn, wat verhindert u dan om van mijn eerste vraag werk te maken?
  3. Neemt u desgevallend andere initiatieven om aan deze schandelijke en massale overtreding van de taalwet een einde te maken, bijvoorbeeld de agendering op het Overlegcomité?

(Wij houden u binnenkort op de hoogte van het antwoord…)