Artsenquota: Walen geven geen garanties

Een artikel van Peter Lemmens in Vlaams Belang, ledenblad van de Vlaams-Nationale partij, november 2016

De voorbije maanden is er heel wat te doen geweest omtrent de zogenaamde artsenquota. Een typisch Belgisch communautair verhaal dat draait om het toekennen van RIZIV-nummers aan afgestudeerde artsen, waardoor zij toelating krijgen om in dit land hun beroep te kunnen uitoefenen. 

Het is een ingewikkeld verhaal. Kort gesteld komt het hierop neer. Om een overaanbod aan geneesheren te vermijden, bepaalt de federale overheid sinds 1997 elk jaar hoeveel Vlaamse en Franstalige artsen een RIZIV-nummer krijgen. Het zijn echter de Gemeenschappen die de artsenopleidingen verzorgen en die dus bepalen hoeveel artsen er afstuderen. Om een en ander op elkaar af te stemmen, organiseerden de Vlamingen, altijd de beste leerlingen van de klas, meteen een toelatingsproef voor eerstejaarsstudenten. De Franstaligen daarentegen, lieten en laten iedereen die dat wil toch met de artsenstudie beginnen. Resultaat: aan Vlaamse kant konden veel studenten niet aan hun artsenstudie beginnen, maar bleef alles min of meer binnen de vooropgezette perken. Aan Franstalige kant daarentegen liep het de spuigaten uit, zodat er momenteel 1300 Franstalige artsen te veel zijn afgestudeerd. Waarvoor de Franstaligen nu eisen dat zij allemaal toch een RIZIV-nummer zouden krijgen om hun beroep uit te oefenen.

Slechte leerling beloond

Om daarbij de kool en de geit te sparen, werden diverse Belgische compromissen uit de hoed getoverd. In Wallonië werden al toekomstige RIZIV-nummers uitgedeeld en het aantal  RIZIV-nummers werd opgetrokken (zodat meer Franstaligen een nummer kunnen krijgen). En onlangs stelde minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) zelfs voor om de verdeelsleutel (tot nog toe 60% Nederlandstaligen versus 40% Franstaligen) bij te stellen naar 56,5 N tegen over 43,5 F. Wat er in feite op neer zou komen dat de brave leerling wordt gestraft (de Vlaamse studenten die niet aan hun studie konden beginnen), terwijl de stoute leerling wordt beloond (de Franse Gemeenschap die haar voeten veegt aan de quota). In ruil daarvoor zou de Franse Gemeenschap wel voortaan ook een ingangsexamen moeten organiseren. Deze koehandel is echter zo grof, dat dit zelfs voor CD&V en de sinds 2 jaar in slaap gevallen Vlaams-nationalisten van de N-VA erover was. Onder druk van beide regeringspartijen moest De Block dan ook terugkeren naar de oude 60/40-verhouding. De vraag is nu of de Franstaligen daarmee genoegen zullen nemen en zich aan het invoeren van het beloofde ingangsexamen zullen houden.

Eigen boontjes doppen

Deze vaudeville is hoe dan ook een typisch voorbeeld van Belgische loodgieterij. De conclusie van Barbara Pas aan het einde van het Kamerdebat daarover was dan ook zeer pertinent: “Er is maar één manier om daarover niet meer in communautair verband te discussiëren, namelijk de onmiddellijke regionalisering van de sociale zekerheid. In dat geval hoeven er geen discussies meer gevoerd te worden over een 60/40-verhouding. Het is dan 100 % Franstalig en 100 % Nederlandstalig. Aan Franstalige zijde doet de Franse Gemeenschapsregering met het beleid dan zelf wat ze wilt, maar dan draagt ze er ook zelf de kosten voor.” Maar allicht is die oplossing te simpel – en vooral voor Wallonië te duur – om in België te worden toegepast.