Stille minderheid in Wallonië

Dat Franstaligen aan de Vlaamse kant van de taalgrens voorrechten opeisen, daar maken ze om het zacht te zeggen geen geheim van. Van de Vlamingen en hun nakomelingen die in 1962 bij de vastlegging van de taalgrens in Wallonië terecht kwamen, horen we amper iets. Toch zijn nog er nog heel wat die vasthouden aan hun taal, zoals blijkt uit het antwoord op een vraag van VB-fractieleider Chris Jansens over het aantal leerlingen uit Waalse gemeenten dat les volgt in Vlaamse scholen.

Een artikel van Luk Van Nieuwenhuysen in Vlaams Belang, ledenblad van de Vlaams-Nationale partij, juni 2016 

Even ter herinnering: tot 1962 hing het taalregime van een gemeente af van de resultaten van tienjaarlijkse talentellingen, zodat een gemeente bij een gewijzigde samenstelling van de bevolking van taalrol kon veranderen. Er zijn echter heel wat gevallen gekend waar die tellingen werden gemanipuleerd. Dat was zeker het geval in 1947 – de laatste talentelling –  toen de anti-Vlaamse naoorlogse repressie nog volop woedde en de bevolking onder druk werd gezet om zich Franstalig te verklaren. Dat was algemeen geweten, maar de vervalste cijfers waren wel mee bepalend voor de definitieve vastlegging van de taalgrens in 1962. Zodat gemeenten met een feitelijke Vlaamse meerderheid finaal toch naar Wallonië werden overgeheveld of daar werden achtergelaten.

Komen-Moeskroen

In een aantal daarvan werden taalfaciliteiten voor Nederlandstaligen voorzien, die tot op vandaag gelden, al blijft dat in heel wat gevallen beperkt tot tweetalige straatnaamborden. Op de gemeentehuizen en bij de overheidsdiensten is het immers vaak zoeken naar personeel dat Nederlands kent en in tegenstelling tot in Vlaamse faciliteitengemeenten wordt nergens in Wallonië Nederlandstalig faciliteitenonderwijs verstrekt. Begin jaren tachtig was er daartoe wel een poging in Komen, maar die werd met de welwillende medewerking van de politieke overheid de grond ingeboord. Later werd op initiatief van de Vlamingen een eigen basisschooltje opgericht dat is uitgegroeid tot een instelling – de Taalkoffer – met meer dan honderd kinderen. Maar de werkingskosten ervan worden door de Vlaamse overheid gedragen en niet door het gemeentebestuur van Komen of door de Franse Gemeenschap, zoals het wettelijk hoort!

Het succes van de school toont alleszins hun ongelijk aan. Want naast de Vlaamse school in Komen zelf, begeven zich nog eens 260 leerlingen over de gewestgrens om Nederlandstalig onderwijs te krijgen. Vanuit Moeskroen, die andere faciliteitenstad die in 1962 van West-Vlaanderen naar Henegouwen werd overgeheveld, zijn er liefst 417 scholieren die naar Vlaanderen komen en nog eens 41 uit het nabijgelegen Estaimpuis (Steenput).

Taal en kwaliteit

Ook elders langsheen de taalgrens is er nog belangstelling voor het Nederlandstalig onderwijs. Dit schooljaar bijvoorbeeld tellen de Vlaamse scholen 3.432 leerlingen uit Wallonië, met een aantal merkwaardige uitschieters. In de buurt van het Oost-Vlaamse Ronse komen er uit het bescheiden Celles met zijn 5.500 inwoners dagelijks zo’n 213 kinderen in Vlaanderen les volgen. Uit Mont-de-l’Enclus, met 3.000 inwoners zijn er dat 211. Meer naar Geraardsbergen toe doet hetzelfde fenomeen zich voor. Uit de gemeenten Elzele en Lessen (Ellezelles en Lessines) in Henegouwen komen 155 respectievelijk 286 kinderen naar Vlaamse scholen, uit Frasnes-lez-Anvaing 177. Het nabijgelegen Vloesberg (Flobecq), een Waalse faciliteitengemeente waarvan PS-er Rudy Demotte ooit burgemeester was, stuurt 89 kinderen naar Vlaanderen. Iets verder behoorde Edingen morfologisch altijd al tot het Vlaamse Pajottenland, maar het bleef in 1962 in Henegouwen achter, mede ingevolge grove manipulaties van de talentellingen. Toch lopen er dagelijks nog 309 jonge inwoners van Edingen school in Vlaanderen. Uit buurgemeente Zullik (Silly) zijn er dat nog eens 107. Als we de taalgrens verder naar het oosten volgen, zijn er nog een aantal opvallende vaststellingen. Het bescheiden Lincent (Lijsem) nabij het Vlaams-Brabantse Landen, stuurt met zijn 3.000 inwoners 60 kinderen naar Vlaamse scholen. Berloz telt 33 Vlaamse leerlingen en Geer 37. Uit Hannuit, een gemeente met zo’n 3.400 inwoners op de grens van de provincie Luik, Vlaams- en Waals-Brabant volgen er 112 leerlingen les in Vlaanderen. Tot 1962 was Bitsingen (Bassenge) in de Jekervallei een Limburgse gemeente die thans in de provincie Luik ligt. Dagelijks steken er nog 87 kinderen de taalgrens over om er les te gaan volgen in het Nederlands.

Groot verschil

Er is dus een frappant verschil tussen wat er zich in Vlaanderen langsheen de taalgrens afspeelt en wat we aan de Waalse kant zien. Terwijl in de meeste Vlaamse faciliteitengemeenten Franstaligen ruim gebruik maken van de wetgeving om – op kosten van de Vlaamse gemeenschap! – Franstalig onderwijs te vragen (en te krijgen), passen de Nederlandstaligen in Wallonië zich aan of sturen ze hun kinderen discreet naar scholen over de taalgrens.

De faciliteiten in Wallonië zijn nog slechts een herinnering aan de regeling van 1962. De ouders die hun kinderen naar scholen in Vlaanderen sturen, doen dat vooral om hen tweetalig te houden en niet om hen te segregeren. Dat is niet zo in Vlaanderen, waar diezelfde faciliteiten een wapen zijn in handen van de Franstaligen om zich net niet te integreren. Ze werden en worden – vooral in de Vlaamse Rand rond Brussel, maar gedurende tientallen jaren ook in Voeren – misbruikt om de betrokken gemeenten te verfransen en hun aanhechting bij Brussel of Wallonië te eisen. José Happart en Damien Thiéry zijn slechts twee van een lange lijst Franstalige burgemeesters en politici die daartoe door hun kiezers werden gemandateerd.

Besluit: daar waar de Vlamingen in Wallonië een onopgemerkt bestaan leiden, eisen de Franstaligen in Vlaanderen luidkeels voorrechten op waarbij ze er niet voor terugdeinzen wetten naast zich neer te leggen of naar de Raad van Europa te snellen. Het stelsel van de taalfaciliteiten dat in 1962 werd ingevoerd bij de vastlegging van de taalgrens, is zondermeer een grove vergissing geweest. In Waalse faciliteitengemeenten werd van meet af aan duidelijk gemaakt dat er best niet teveel gebruik van werd gemaakt, in de Vlaamse faciliteitengemeenten werden ze algauw een (geo-)politiek wapen in handen van Franstaligen.

Buiten het Vlaams Belang trekt niemand daar besluiten uit, de andere Vlaamse partijen kijken liever de andere kant uit. Want de “communautaire vrede” mag vooral niet worden verstoord, toch?